Verwijswoorden in je scriptie (die/dat/wat)
Gepubliceerd op 27 maart 2018 door Farah
Aanwijzende voornaamwoorden (die/dat/wat/welke)
Aanwijzende voornaamwoorden wijzen altijd terug naar iets (het antecedent) in de hoofdzin. Het antecedent is in veel gevallen een zelfstandig naamwoord. Hiervoor kun je namelijk een lidwoord plaatsen. Dit lidwoord bepaalt tot slot welk betrekkelijk voornaamwoord het juiste is.
Hieronder worden de betrekkelijke voornaamwoorden behandeld, die het meest voorkomen in scripties.
Die gebruik je om te verwijzen naar enkelvoudige de-woorden en meervoudige de- of het-woorden:
- De respondenten zijn willekeurig gekozen uit een lijst van adressen die bewoond worden door studenten.
- Eén respondent die heeft deelgenomen aan het onderzoek is een docent.
Dat gebruik je om te verwijzen naar het-woorden:
- Het interview met vijf medewerkers van de gemeente, dat plaatsvond in Amsterdam, verliep goed.
- In de Volkskrant werd een artikel uitvergroot dat ging over het homohuwelijk in Australië.
Wat gebruik je om te verwijzen naar onbepaalde voornaamwoorden (alles/iets/niets), overtreffende trappen, hele zinnen en een hoedanigheid:
- Een fenomeen is een opvallend verschijnsel, iets wat voorkomt.
- Een mastertitel is het hoogste wat hij behaald heeft.
- Vanwege een tekort aan deelnemers werd het experiment afgelast, wat van tevoren niet verwacht werd.
- Zij bekleedt de functie van gerechtsdeurwaarder, wat een lastig beroep is.
Welke gebruik je om te verwijzen naar enkelvoudige de-woorden en meervoudige de- of het-woorden:
- De respondenten zijn willekeurig gekozen uit een lijst van adressen welke bewoond worden door studenten.
- Eén respondent welke heeft deelgenomen aan het onderzoek is een docent.
* Die heeft hier de voorkeur. Welke is verouderd.
Hetgeen gebruik je om te verwijzen naar een hele zin. Hetgeen kun je ook wel vervangen door wat:
- Het afstudeeronderzoek moest in mei afgerond zijn, hetgeen gelukt is.
- Het afstudeeronderzoek moest in mei afgerond zijn, wat gelukt is.
Samenvatting
Die verwijst naar enkelvoudige de-woorden en meervoudige de-/het-woorden.
Dat verwijst naar enkelvoudige het-woorden.
Wat verwijst naar onbepaalde voornaamwoorden, overtreffende trappen, hele zinnen en een hoedanigheid.
Welke verwijst naar enkelvoudige de-woorden en meervoudige de-/het-woorden.
Hetgeen verwijst naar een hele zin