De titel van een bron in de APA-stijl
Gepubliceerd op 14 februari 2022 door R. van Ravenstein
Het opstellen van een bron in de APA-stijl doe je aan de hand van vier referentie-elementen: auteur, datum, titel en bron. Wij leggen je uit hoe je de titel van een bron in de APA-stijl verwerkt en waar je rekening mee moet houden.
Wat is de titel in de APA-stijl?
De titel van een bron in de APA-stijl heeft betrekking op de titel die de auteurs hebben gegeven aan het werk dat zij tot stand hebben gebracht. Titels kunnen in twee categorieën worden opgedeeld:
- De titels van werken die op zichzelf staan
- De titels van werken die deel uitmaken van een groter geheel
Werken die op zichzelf staan zijn geen onderdeel van een groter geheel. Goede voorbeelden hiervan zijn boeken, scripties en dissertaties, video’s en films, grijze literatuur en datasets.
Daarentegen zijn er ook werken die wel deel uitmaken van een groter geheel, bijvoorbeeld boekhoofdstuk, artikel in een wetenschappelijk tijdschrift (journal) en tv- of podcastaflevering.
De titel verwerken in de literatuurlijst
Bij het verwerken van de titel van een bron in de APA-stijl in de literatuurlijst gelden een aantal specifieke regels die je in ogenschouw moet nemen.
Waar wordt de titel in de bronvermelding weergegeven?
De titel in de bronvermelding in de literatuurlijst wordt altijd weergegeven tussen het datumelement en bronelement.
Een uitzondering op de regel is wanneer je een bron gebruikt waarvan de auteur onbekend is. Bij bronnen zonder auteur komt de titel op de plek van het auteurselement te staan.
Titel ontbreekt
Ondanks dat de meeste bronnen een titel hebben, is het niet onwaarschijnlijk dat je een bron zonder titel wilt citeren. Wij spreken dan van een bron met ontbrekende informatie.
Als de titel van een bron ontbreekt, dan geef je in het titelelement een omschrijving van het werk tussen blokhaken. De beschrijving cursiveer je niet. Het format van de bron ziet er als volgt uit:
Auteur. (Datum). [Beschrijving van het werk]. Bron.
Ondertitels
Vaak bevat een (informatief) boek, scriptie, rapport of artikel in een tijdschrift naast een titel ook een ondertitel.
Daar de titel vaak een korte samenvatting geeft van het centrale onderwerp, bevat de ondertitel doorgaans extra informatie die het werk nader toelicht.
Voorbeeld:
Quantitative trait loci mapping in dairy cattle: Review and meta-analysis
Opmaak titel en ondertitel
De titel en ondertitel scheid je van elkaar door middel van een dubbele punt en een spatie. Enkele of dubbele aanhalingsteken verwijder je uit de titel.
Het eerste woord van beide titels schrijf je altijd met een hoofdletter. Daarentegen schrijf je de overige woorden met een kleine letter, tenzij je deze normaal gesproken wel met hoofdletter schrijft (zoals een taal, nationaliteit en productnaam).
Wanneer moet je een titel cursiveren?
Of je de titel en ondertitel moet cursiveren hangt af van het type bron. Een handig ezelsbruggetje is dat de titels van werken die op zichzelf staan altijd schuingedrukt worden, terwijl bij titels die deel uitmaken van een groter geheel dat juist niet het geval is.
In ons overzicht van veelgebruikte bronnen kun je gemakkelijk zien welke titel je moet cursiveren.
Aanvullende informatie achter de titel
Afhankelijk van het type bron kan achter de titel aanvullende informatie tussen haakjes of blokhaken komen te staan. Dit maakt het de lezer makkelijker om de bron te identificeren en op te halen.
Deze aanvullende informatie kan bijvoorbeeld betrekking hebben op aanvullende informatie, zoals de editie, druk, paginanummers, het rapport-, versie of volumenummer, de editor of vertaler.
Afkortingen die je tussen haakjes achter een titel kunt tegenkomen:
- editie (ed.)
- druk (druk)
- paginanummers (pp. xx-xx)
- rapportnummer (Rapport No. xx)
- editor vermeld op kaft (Initiaal, achternaam, Ed.)
- vertaler (Initiaal, Achternaam, Vert.)
Soms kun je aan het format van een bronvermelding niet precies zien om wat voor een soort bron het gaat. Sommige bronnen worden namelijk op dezelfde manier opgesteld.
Om de lezer informatie te verschaffen over het type bron, geef je tussen blokhaken een beschrijving van het werk. De beschrijving cursiveer je niet en het eerste woord schrijf je met hoofdletter.
Enkele voorbeelden van omschrijvingen die tussen blokhaken worden weergegeven:
|
|
Opmaak aanvullende informatie
De haakjes met daarin de aanvullende informatie cursiveer je niet, ook niet als je de titel wel schuingedrukt moet weergeven.
De titel kan echter ook eindigen met één of meerdere woorden tussen haakjes. Als dit onderdeel is van de titel, dan komt dit wel in het cursief te staan.
Omdat de aanvullende informatie onderdeel is van het titelelement, komt de punt om het titelelement af te sluiten dan ook na de aanvullende informatie te staan.
Hoofdlettergebruik en leestekens in titels
Alle woorden in titels schrijf je met kleine letters, met uitzondering van het eerste woord van de titel en woorden die een hoofdletter horen te krijgen (zoals bijvoorbeeld een bedrijfsnaam, taal, plaatsnaam of historische gebeurtenis).
In titels kun je soms enkele en/of dubbele aanhalingstekens of vraagtekens tegenkomen. Volgens de APA-regels neem je deze niet over bij het opstellen van de bron in de literatuurlijst Ook verwijder je in de titel vraagtekens en enkele of dubbele aanhalingstekens.
De titel in bronverwijzingen in de tekst
Omdat bronverwijzingen in de tekst gewoonlijk bestaan uit de auteur(s) en het publicatiejaar (uitzondering daargelaten), is de titel irrelevant en hoef je deze bij het verwerken van bronnen in de tekst dus niet te vermelden.
Uitzondering op de regel
Toch vermeld je in een specifiek geval wel de titel in de bronverwijzing. Mogelijk heeft de bron die je wilt citeren ontbrekende elementen, bijvoorbeeld een dataset zonder auteur.
Bij een bron waarvan de auteur niet bekend is, vervang je in de bronverwijzing de auteur(s) door de titel van het werk.
Voorbeeld
Mijn verhaal als ontmaskerde spion in de Koude Oorlog (2010)
(Mijn verhaal als ontmaskerde spion in de Koude Oorlog, 2010)
De titel geef je niet schuingedrukt weer en de eerste letter van de titel schrijf je altijd met hoofdletter. De overige woorden krijgen kleine letters, tenzij deze normaal gesproken met een hoofdletter worden geschreven.