De bijlagen in een scriptie
Gepubliceerd op 16 april 2019 door R. van Ravenstein
In de bijlagen in een scriptie neem je informatie op die de lezer in meer detail laat zien wat je hebt gedaan of gevonden, maar wat in de hoofdtekst te veel zou afleiden van de kern van je verhaal.
Wat neem je op in de bijlagen?
Tijdens het onderzoek is het mogelijk dat je gegevens vergaart die je niet direct gebruikt voor je primaire onderzoek of die niet direct de onderzoeksresultaten ondersteunen, maar wel relevant zijn. Deze informatie neem je op in de bijlagen.
Voorbeelden van informatie die je naar de bijlagen kunt verplaatsen:
- getranscribeerde interviews
- (vragenlijsten) enquête(s)
- secundaire onderzoeksresultaten
- uitgeschreven brainstormsessies
- kopieën van belangrijke mails, formulieren en interne documenten
- tabellen en figuren met secundaire gegevens
- interviewguide
- mindmaps
- ontwerpschetsen
Heb je meerdere enquêtes, transcripties of interviewguides opgenomen in de bijlagen, dan krijgt elk een eigen bijlagenummer.
Hoe worden de bijlagen weergegeven?
Op de eerste pagina van de bijlagen in een scriptie geef je alle bijlagen weer in een inhoudsopgave. De bijlagen krijgen een eigen (volg)nummer en titel. Doorgaans wordt voor de nummering van de bijlagen romeinse cijfers gebruikt, maar conventionele cijfers of letters zijn tegenwoordig ook toegestaan.
Tot slot wordt elke bijlage op een eigen pagina weergegeven. Hierdoor wordt het overzicht bewaakt en zijn deze makkelijker vindbaar.
Waar worden de bijlagen weergegeven?
De bijlagen zijn het laatste onderdeel van je scriptie en plaats je na de literatuurlijst. Bovendien neem je alle bijlagen, inclusief titel en paginanummer, op in de inhoudsopgave. Daarnaast bestaan geen regels omtrent de volgorde waarin je de bijlagen plaatst.
Wel raden wij je aan om een logische volgorde aan te houden. Geef bijvoorbeeld eerst de interviewguide weer, alvorens je de getranscribeerde interviews weergeeft.
Verwijzen naar de bijlagen in de tekst
In de tekst kun je naar een bijlage verwijzen als je de informatie in de hoofdtekst wilt ondersteunen met (secundaire) gegevens uit de bijlagen.
Verwijs je in de tekst naar een specifieke bijlage, dan doe je dit altijd met een hoofdletter. Verwijs je niet naar een specifieke bijlage, maar spreek je over de bijlagen in algemene zin, dan schrijf je bijlagen met een kleine letter.
In de onderstaande tabel geven wij voorbeeldzinnen die je kunt gebruiken om te verwijzen naar de bijlagen.
VOORBEELD |
---|
• In Bijlage II zijn de getranscribeerde interviews te vinden. • In Bijlage 2 is de mindmap weergegeven. • In Bijlage B is de interviewguide opgenomen. • De ontwerpschetsen zijn weergegeven in de bijlagen (zie Bijlage IX). • De interviews zijn afgewerkt middels een interviewguide (zie Bijlage 4). • Ter ondersteuning is een mindmap gebruikt (zie Bijlage D). |