Congruentiefout (formulering/stijlfout)
Gepubliceerd op 16 november 2020 door Farah
De congruentiefout, ook wel incongruentie, genoemd, is een stijlfout die wij heel vaak tegenkomen in scripties en verslagen. De congruentiefout wordt gemaakt wanneer het onderwerp en de persoonsvorm in een zin qua ‘getal’ niet met elkaar overeenkomen. Het kan zijn dat je beoordelaar als feedback heeft meegegeven dat je nog eens goed naar de ‘formulering’ moet kijken. Vaak worden hiermee stijlfouten bedoeld, zoals incongruentie.
Het onderwerp in een zin bepaalt of het getal van de persoonsvorm enkelvoud of meervoud is. De persoonsvorm moet daar dus op aansluiten: onderwerp en persoonsvorm moeten ‘congrueren in getal’. Dit klinkt nog vaag, maar we zullen een paar voorbeelden geven om het te verduidelijken.
Voorbeelden van congruentiefout
Voorbeeld 1
Volgens Veenstra zijn er drie belangrijke variabelen die de sterkte van de intentie om het gedrag uit te voeren beïnvloedt.
Volgens Veenstra zijn er drie belangrijke variabelen die de sterkte van de intentie om het gedrag uit te voeren beïnvloeden.
Voorbeeld 2
25% van de respondenten bewegen te weinig.
25% van de respondenten beweegt te weinig.
Voorbeeld 3
Soms kan het onderwerp in een zin zowel meervoud als enkelvoud zijn, dan kan de congruentiefout niet gemaakt worden.
In het theoretisch kader komt/komen zowel de bewijstheorie als het constructivisme aan bod.
Een aantal medewerkers in de winkel heeft/hebben een EHBO-cursus gevold.
Bij het gebruik van de nevenschikking zowel … als kan namelijk de meervoudsvorm worden gebruikt, maar ook de enkelvoudsvorm.
Waar gaat het vaak mis?
De congruentiefout wordt gemaakt wanneer je in een zin niet meteen ziet of (a) het onderwerp meervoud/enkelvoud is en (b) waar de persoonsvorm betrekking op heeft. Tijdens een van de eerste Nederlandse taallessen op de middelbare school leer je een zin te ontleden. Je splitst de zin als het ware in zinsdelen. Je benoemt de persoonsvorm, het (werkwoordelijk) gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp, etc. Om de congruentiefout te voorkomen, hoef je alleen te kijken naar het onderwerp in een zin. Laten we als voorbeeld deze zin nemen: 25% van de respondenten beweegt te weinig.
A: Het onderwerp in deze zin is: 25% van de respondenten. Studenten denken vaak dat dit meervoud is, omdat het om ‘respondenten’ gaat. Echter, het gaat om een deel van de respondenten, namelijk 25%. Dit is dus enkelvoud.
B: Nu je weet wat het onderwerp is en dat dit enkelvoud is, weet je ook dat de persoonsvorm enkelvoud moet zijn, om in getal te congrueren. De persoonsvorm in deze zin moet dus ‘beweegt’ zijn en niet ‘bewegen’. De persoonsvorm vind je door de zin vragend te maken: Beweegt 25% van de respondenten te weinig?